Oorgetuige #58: de Blokkade (1). In ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de 20ste eeuw, beoogde Hitler met een Blitzkrieg een snelle inname van Leningrad, zodat zijn troepen konden optrekken naar Moskou. Dat verliep anders.
De inwoners verdedigden zich heldhaftig en introduceerden onder ander het stalinorgel. Vanaf september 1941 sloot Hitlers cordon zich om “de stad van Piter”. Daarmee begon de ‘Blokkade’, de grootste belegering uit de geschiedenis die 900 dagen zou duren, tot januari 1944, en zeker één miljoen Russen het leven kostte.
De populaire zanger-acteur Mark Bernés (foto) zong ‘Geliefde stad’ van Nikita Bogoslóvski op tekst van Jevgeni Dolmatovski. Als zingende ster in films als ‘De man met het geweer’ van Sergej Joetkevitsj, met muziek van Dmitri Sjostakovitsj, produceerde hij in deze tijd de ene nationale hit na de andere.
Sergej Prokofjev meldt dat hij al langer muziek wilde schrijven voor de fluit, een instrument dat voor zijn gevoel zeer ten onrechte verwaarloosd werd. De fluitsonate viel zó goed bij violisten als David Oistrach, dat hij er later een versie voor viool en piano van maakte.
De dichter Josef Brodski schreef: “Het beleg is de meest tragische bladzij in de geschiedenis van de stad en ik geloof dat toen eindelijk de naam ‘Leningrad’ werd overgenomen door de overlevende inwoners, bijna als eerbewijs aan de doden; met grafschriften is geen verschil van mening mogelijk.”
Dmitri Sjostakovitsj (links op de cover van Time) trad samen met dichteres Anna Achmatova in september 1941 op in het programma ‘Leningrad spreekt’. Hij componeerde in deze tijd ook een paar werken voor het zang- en dansensemble van de NKVD, een uniek ensemble dat in de jaren dertig was opgericht op direct bevel van Lavrenti Beria en aan veel vooraanstaande kunstenaars opdrachten verstrekte. In 1942 bracht het ensemble, net zoals de componist geëvacueerd naar Kóejbysjev, ‘Moederstad Leningrad’ in première, de vocaal-symfonische suite uit de muziek bij het theaterprogramma ‘Vaderland’. Sjostakovitsj zei over dit soort werken dat ze “tegemoet kwamen aan de specifieke eisen van het genre”.
Orést Jevláchov (foto) werd in 1912 geboren in Warschau als kind van een hoogleraar in de Romaanse en Germaanse filologie en een pianiste die les had gehad van Konstantin Igoemnov. Toen de Duitsers de Poolse hoofdstad in 1914 bezetten, verhuisde de familie naar Rostov-aan-de-Don, en later naar Minsk en Bakoe. In de hoofdstad van Azerbajdzjan begon Jevlachov serieus zijn muzikale activiteiten, zowel op het conservatorium als bij het Orkest van het Radiocomité. Voor zijn verdere scholing verhuisde hij in 1932 naar Leningrad, waar hij eerst leerling was van Michail Joedin op het Centraal Muzieklyceum. In 1936 werd hij toegelaten tot het conservatorium om samen met klasgenoot Georgi Sviridov compositie te studeren bij Pjotr Rjazanov. Toen hun docent naar Tbilisi vertrok, droeg hij de twee studenten over aan Sjostakovitsj, die net als docent was begonnen. De drie raakten al snel bevriend. Op 7 mei 1942 schreef Sjostakovitsj hem: “Orest Aleksandrovitsj, ik geloof dat je hoe dan ook Leningrad moet verlaten en naar Tasjkent of Saratov moet gaan om je muzikale educatie te voltooien. Het is jammer dat ik je mijn Zevende symfonie nog niet heb kunnen laten zien.” Sjostakovitsj begon het werk aan deze monumentale symfonie nog in Leningrad, maar voltooide haar in Koejbysjev. Dit werk staat centraal in de volgende Oorgetuige.
Jevlachov bleef echter gedurende de gehele Blokkade in de stad. Hij hielp collega’s en voltooide een vocaal-symfonische cyclus van vijf werken over Leningrad. De dramatische ballade ‘Nachtpatrouille’ op teksten van G. Trifonov is hiervan het meest gespeelde werk. Luistert u naar de mezzosopraan Olesja Petrova en het Petersburgs Staatsacademisch Symfonieorkest met dirigent Aleksandr Titov. Zij vervolgen met zijn Eerste Symfonie, waarmee Jevlachov begon tijdens de Blokkade maar die hij voltooide in 1946. Collega-componist Vladimir Sjtsjerbatsjov noemde het werk een “ervaringsgedicht”.
Jevlachov zou op zijn beurt compositiedocent zijn van zulke componisten als Valeri Gavrilin, Andej Petrov, Sergej Slonimski en Boris Tisjtsjenko. Laatstgenoemde componist schreef in 1984 zijn monumentale symfonie ‘Kroniek van de Blokkade’, gebaseerd op de toneelmuziek bij ‘Zo’n lange winter’ van Joeri Vóronov, die Tisjtsjenko datzelfde jaar schreef.
1. Nikíta Vladímirovitsj Bogoslóvski (Petersburg 9.5.1913 – Moskou 4.4.2004).
‘Geliefde stad’ op tekst van Jevgeni Dolmatovski.
Mark Naóemovitsj Bernés (geb. Neumann, Nezjin 8.10.1911 – Moskou 16.8.1969).
Bomba Piter CDMAN 384-09.
2. Sergej Sergejevitsj Prokofjev (1891-1953).
Sonate voor fluit en piano, opus 94 (1943): 1) Moderato, 2) Scherzo: Presto, 3) Andante en 4) Allegro Con Brio.
Manuela Wiesler, fluit, Roland Pöntinen, piano.
BIS CD 419.
3. Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906-1975).
‘Moederstad Leningrad’, vocaal-symfonische suite uit de muziek bij het theaterprogramma ‘Vaderland’, opus 63 (1942): 1) Ouverture, 2) Lied van de Oktoberzege, 3) Dans van de Jeugd, 4) Ode aan Leningrad. Teksten van S. Alymov.
Petersburgs Staatsacademisch Symfonieorkest en Kamerkoor Smolny Kathedraal olv. Aleksandr Titov.
Northern Flowers/PMA 9976.
Orést Aleksandrovitsj Jevláchov (Warschau 4.1.1912 – Leningrad 15.12.1973).
4. ‘Nachtpatrouille’, dramatische ballade, opus 12 (1942-’44).
Olesja Petrova, mezzosopraan, Petersburgs Staatsacademisch Symfonieorkest olv. Aleksandr Titov.
Northern Flowers/PMA 9988.
5. Symfonie nr. 1, opus 14 (1944-’46).
Petersburgs Staatsacademisch Symfonieorkest olv. Aleksandr Titov.
Northern Flowers/PMA 9988.
6. Boris Ivanovitsj Tisjtsjenko (1939-2010).
Symfonie ‘Kroniek van de Blokkade’, opus 92 (1984).
Leningrad Filharmonisch Orkest olv. Andrej Tsjistjakóv.
Northern Flowers/PMA 9942.
Met dank aan Valentin Zhuk en Dimitri Tischenko.