Oorgetuige #36: Altviool (1). ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de 20ste eeuw, is vandaag geheel gewijd aan de Russische altvioolschool.
Een van de eerste Russische werken voor dit instrument is de onvoltooide sonate in d klein uit 1835 van Michail Glinka. Glinka was zelf een professioneel violist en altviolist. Het werk werd voltooid door Vadim Borísovski (op de foto met een viola d’amore), in 1923 medeoprichter van het Beethoven Kwartet en algemeen beschouwd als grondlegger van de altvioolschool in Sovjet-Rusland.
Een belangrijke impuls voor onderwijs en composities voor altviool was het in de 19de eeuw toenemende belang van het strijkkwartet. Hiëronymus Weickmann (1825-1895) speelde daarbij een centrale rol. Deze concertmeester bij de Keizerlijke theaters was lid van het strijkkwartet van het Russische Muziekgenootschap met violisten als Leopold Auer, Jan Pikkel en Henryk Wieniawski en cellisten Karl Davydov en Aleksandr Verzjbílovitsj. Anton Rubinstein adviseerde Weickmann om over te stappen van viool naar altviool. Daarna droeg hij zijn altvioolsonate uit 1855 aan hem op en bracht die samen met hem in première.
In Moskou was Vladimir Bakaléjnikov (1885-1953) van eminent belang voor de altviool. Net zoals Weickmann studeerde hij viool aan het conservatorium, in zijn geval bij de Tsjechische violist Jan Hrimaly. Hrimaly was zeven jaar concertmeester in Amsterdam voordat hij op uitnodiging van Nikolaj Rubinstein in 1869 naar Moskou kwam om er tot zijn dood in 1915 te blijven. Andere belangrijke studenten waren Nikolaj Roslavets en Pjotr Stoljarski, de man die in Odessa een beroemde vioolopleiding begon waar de altviool verplicht was als tweede instrument. Tot Stoljarski’s leerlingen behoren David Oistrach, Boris Goldstein, Maurice Goervitsj, Elizabeth Gilels en Michajl Fichtenholz.
Bakalejnikov stapte vrij snel na het conservatorium over op de altviool en speelde in het Moskous kwartet van het Russisch Muziekgenootschap en het beroemde Mecklenburg Kwartet. Hij werd in 1920 docent altviool in Moskou, met Vadim Borisovski als leerling. In 1927 ging hij met zijn vrouw, de zangeres Julia Fatova, op tournee naar de Verenigde Staten waar hij op uitnodiging van Fritz Reiner assistent-dirigent werd en aanvoerder van de altviolen bij het Cincinnati Symphony Orchestra.
Vadim Borísovski (1900-1972) markeert het begin van de altvioolschool in Sovjet-Rusland. Hij begon aan het Moskous conservatorium als vioolstudent van Michail Press, maar stapte op advies van Bakalejnikov na een jaar over op de altviool. Samen met Paul Hindemith en de Duitse historicus en musicoloog Wilhelm Altmann stelde hij de eerste volledige catalogus samen van muziek voor altviool en viola d’amore, een instrument dat hij in Rusland introduceerde. Hij voegde daar zelf ruim 250 arrangementen aan toe.
Als lid van het Beethoven Kwartet zou Borisovski de meeste strijkkwartetten van Dmitri Sjostakovitsj mede in première brengen, en de componist droeg zijn Dertiende Strijkkwartet aan hem op. Dankzij het stijgende niveau van het Russische altvioolspel ruimde Sjostakovitsj er al in zijn eerste kwartetten een solodeel voor in. En net zoals Chatsjatoerjan zou hij zijn allerlaatste compositie aan dit instrument wijden. Componisten als Sjostakovitsj’ vrienden Miezcyslaw Weinberg en Vissarion Sjebalin componeerden werk voor altviool en droegen dat op aan de grote instrumentalisten van dat moment, zoals Borisovski en diens leerlingen Strachov, Matrosova, Kaploen, Droezjinin, Barshai en Bashmet. Ook componist Vladimir Krjóekov, leerling van Nikolaj Mjaskovski, droeg zijn sonate voor altviool uit 1921 aan Borisovski op.
Sergej Vasilénko studeerde eerst rechten in Moskou voordat hij switchte naar het conservatorium, waar hij rond de eeuwwisseling de leerling was van Tanejev en Ippolitov-Ivanov. Hij organiseerde en dirigeerde de Historische Concerten van het Russische Muziekgenootschap en werd docent aan het Conservatorium, waar Aram Chatsjatoerjan, Nikolaj Roslavets en Nikolaj Rakov tot zijn studenten behoorden. Ook Vasilenko droeg zijn altvioolsonate uit 1923 op aan Borisovski. Roslavets was in Moskou een student van Sergej Vasilenko en voor viool bij Jan Hrimaly. Hij droeg zijn twee altvioolsonates ook op aan Vadim Borisovski.
Zara Levina werd in 1906 geboren in Simferopol op de Krim, nu Oekraïne, en werd al op elfjarige leeftijd toegelaten tot het conservatorium van Odessa. Nadat ze de piano-opleiding succesvol had doorlopen vervolgde zij de studie in Moskou, met klasgenoten als Vladimir Horowitz, Simon Barere en Heinrich Neuhaus. Nog in haar Moskouse conservatoriumtijd componeerde zij in 1928 het Poëem voor altviool en piano, dat zij met Vadim Borisovski in première bracht.
De opmaat naar onze volgende uitzending, gewijd aan de Eeuw als een Wolfshond (Mandelstam), wordt verzorgd door Pjotr Lesjtsjenko. Deze ‘koning van de Russische tango’ werd in 1898 geboren in Cherson, bij Odessa. Tijdens de Grote Oorlog verhuisde het gezin naar Kisjinjóv in Moldova, waardoor hij ongemerkt als verrader opgroeide in Roemeens gebied. Hij volgde balletlessen in Parijs en begon met zijn Letse vrouw een rondreizend muziektheater met dans, folklore en Europese tango. In Riga maakte hij kennis met zigeunermuziek, en in de Roemeense hoofdstad Boekarest begon hij zijn eigen cabaret, de ‘Oosterse Maxim’. Welbeschouwd zou hij nooit in de Sovjet-Unie komen, maar dat wil niet zeggen dat hij buiten haar bereik bleef.
1. Michail Ivanovitsj Glinka (1804-1857).
Sonate voor altviool en piano in d (1835).
Tatjana Masoerenko, altviool. Roglit Ishay, piano.
Hänssler/Deutschlandfunk/Profil CD PH10029
2. Anton Gregorjevitsj Rubinstein (1829-1894).
Sonate voor altviool en piano in f opus 49 (1855).
Fjodor Droezjinin, altviool. Larisa Pantelejeva, piano.
Melodyia CD 10 00867
3. Pjotr Iljitsj Tsjajkovski (1840-1893).
Valse sentimentale voor piano, opus 51 nr. 6 (1882), gearrangeerd door Vadim Borisovski voor altviool en piano.
4. Aleksandr Konsantinovitsj Glazoenov (1865-1936).
Elegie voor altviool en piano, opus 44 (1893).
Tatjana Masoerenko, altviool. Roglit Ishay, piano.
Hänssler/Deutschlandfunk/Profil CD PH10029
5. Vladimir Nikolajevitsj Krjoekov (1902-1960).
Sonate voor altviool en piano opus 15 (1920-21; 1933), opgedragen aan Vadim Borisovski: Largo tenebroso – Allegro appassionato.
Igor Fedotov, altviool. Leonid Vetsjchajser, piano.
Naxos 8.572247
6. Sergej Nikiforovitsj Vasilenko (1872-1956).
Sonate voor altviool en piano opus 46 (1923), opgedragen aan Vadim Borisovski: Allegro moderato – Andante amorevole – Fughetta.
Igor Fedotov, altviool. Leonid Vetsjchajser, piano.
Naxos 8.572247
7. Nikolaj Andrejevitsj Roslavets (1881-1944).
Sonate voor altviool en piano nr. 2 (Schott No. 1) (1926).
Andrej Gridtsjoek, altviool. Aleksandr Blok, piano.
Saison russe/Le Chant du Monde LDC 288 047
8. Zara Aleksandrovna Levina (1906-1976).
Poëem voor altviool en piano (1928).
Galina Kalatsjeva, altviool. Aleksandr Bachtsji-jev, piano.
Russian Disc RD CD 11 382
9. Oskar Davidovitsj Strok (Letland, 1898-1975).
Mijn laatste tango, opname 1933.
Pjotr Lesjtsjenko (1898-1954) en het Orkest Hönigsberg-Albahari.
Grand Collection Kvadro GCR 196
Met dank aan Valentin Zhuk.