Vandaag een programma met het oog op dodenherdenking. We horen drie werken uit de Barok, alle geschreven bij een begrafenis of de herdenking van een overlijden.
Dat laatste is het geval met het eerste werk, gecomponeerd door de voormalige kapelmeester Johann Philipp Förtsch en in 1692 uitgevoerd bij de herdenking van de dood van hertogin Maria Elisabeth van Sleeswijk-Holstein-Gottorf, die acht jaar eerder was overleden. Toen was een plechtigheid onmogelijk omdat Gottorf door Deense troepen bezet werd.
Het tweede werk dateert uit 1702. Het werd gecomponeerd door de toenmalige kapelmeester van het hof in Gottorf, Georg Österreich, toen hertog Frederik IV, kleinzoon van Maria Elisabeth, sneuvelde in een slag ten tijde van de Grote Noordse Oorlog (1700-1721).
Tenslotte horen we één van de bekendste cantates van Johann Sebastian Bach, zijn zogenaamde ‘Actus tragicus’. De aanleiding is niet bekend; mogelijk was dat het overlijden van zijn oom Tobias Lämmerhirt uit Erfurt.
Johann Philipp Förtsch (1652-1732)
1. “Unser Leben währet siebnzig Jahr”
Georg Österreich (1664-1735)
2. “Plötzlich müssen die Leute sterben” – Musicalisches Concert, vorstellend ‘Die Klage über den im Streit gefallenen Jonathan’
Weser-Renaissance Bremen olv. Manfred Cordes
(cd: “Funeral Music from Gottorf” – CPO 555 010-2, 2015)
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
3. Cantate “Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit” (Actus tragicus) (BWV 106)
Greta De Reyghere, sopraan. James Bowman, alto. Guy De Mey, tenor. Max van Egmond, bas. Ricercar Consort
(cd: “Trauerkantaten” – Ricercar RIC 079061, 2003)
aanvulling:
Johann Sebastian Bach
4. Ach, was ist doch unser Leben (BWV 743)
Bernard Foccroulle, orgel
(cd: “Gesamte Orgelwerke” – Ricercar RIC 289, 2009)
Op foto: grafsteen Don Juan (1497)