Tegenover het kamp van de modernisten stond in de Verenigde Staten nadrukkelijk ook een kamp van traditionalisten, met name aan de oostkust. Tot hen behoorde Walter Piston, maar ook Samuel Barber en in mindere mate Roy Harris.
Het driedelige Eerste strijkkwartet van Piston, dat in 1933 werd voltooid, is overwegend zangerig van toon. De harmonische taal is dissonant als die van Bartók, de structuur traditioneel. Het Tweede strijkkwartet van Roy Harris uit hetzelfde jaar is eveneens strak opgezet als ‘Three variations on a theme’, maar tegelijkertijd klinkt deze muziek uitgestrekt golvend als de landbouwgronden in de Midwest.
Barbers enige Strijkkwartet, in b-kl.t. dateert uit 1936. Het tweede deel (Molto adagio) is als zelfstandige compositie wereldberoemd is geworden. Barber componeerde deze partituur in Europa, toen hij na een verblijf in Rome in Oostenrijk op vakantie was. Hij wist van meet af aan dat het langzame deel, zoals hij het noemde, een ‘knock-out’ is. Maar de overige delen vertellen ons meer over het technische vakmanschap van Barber.
Walter Piston (1894-1976) – Strijkkwartet nr.1 (1933)
- Allegro, 2. Adagio, 3. Allegro vivace
Uitvoerenden: Harlem Quartet
CD: Naxos
Roy Harris (1898-1979) – Strijkkwartet nr.2 ‘Three variations on a theme’ (1933)
Uitvoerenden: Emerson String Quartet
CD: New World Records
Samuel Barber (1910-1981) – Strijkkwartet nr. 1, opus 11 (1935-36)
- Molto allegro e appassionato, 2. Molto adagio, 3. Molto allegro (come prima) – Presto
Uitvoerenden: Emerson String Quartet
CD: DG