Muziek uit vervlogen tijden. Met geluiden van een eeuw terug – zoals het populairste duo uit de oertijd van de platenindustrie, Arthur Collins & Byron C. Harlan, dat rond 1914 al mega-successen boekte, o.a. met het apennummer ‘Abbe Dabbe’, dat decennia later via Debbie Reynolds een nieuw verfje kreeg
Maar ook de nog recente en met whisky overgoten slaapkamerstem van een Turkse nét-niet Miss World, Tugba özay, die bij een sensuele saxofoon zingt over haar ‘verouderde liefde’. Antiek in de goede zin des woords is ook de romige band van Jack Hylton.
Verder een Franse vedette die haar artiestennaam ontleende aan de patisserie op Montmartre waar ze ‘pâtes à choux’ verkocht: Patachou, het zinderend tropische tango-orkest van Aaron Gonzales, zanger James Montgomery Fyffe, die de roem pas in de schoot viel toen hij zich Monte Rey ging noemen.
Ook is er een verhaal over een dame die wonderlijk gedrag gaat vertonen als iemand heimelijk benzedrine in haar ovomaltine doet, de eens beroemde organist Lenny Dee met ‘China Boy’, de mezzo-sopraan Marilyn Horne met zo’n ‘klassiek’ lied uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis, ‘Beautiful Dreamer’, dat Stephen Foster volgens de overlevering enkele dagen voor z’n dood had geschreven.
Weer veel moderner, twee pioniers van de elektronische muziek, Jean-Jacques Perrey & Gershon Kingsley, met hun ‘kaleidoscopische vibraties’. En dan ook nog kozakkenmuziek.
Kortom, een Paleis van de Weemoed waarin de uitersten elkaar ontmoeten.