Deel XXXII.
In 1830 bevindt Hummel zich op het hoogtepunt van zijn roem. Als bewijs dient een zeer succesvolle concertreis van een half jaar naar Parijs en Londen. Hij is buitengewoon commercieel aangelegd en houdt zich intensief bezig met zijn eigen PR. En hij bedient zich van allerlei universele verkooptrucs. Ook in zijn speciaal voor deze reis geschreven composities speelt hij handig in op wat er op dat moment populair is. Zoals Webers sprookjesopera Oberon, waarop hij voortborduurt. En een stuk dat gebruik maakt van de grote populariteit van rondreizende jodelgezelschappen uit Tirol. Op het lijf geschreven van een bejubelde Spaanse operadiva, Maria Malibran (zie portret). Verder schrijft Hummel arrangementen van Schotse volksliedjes.
- Johann Nepomuk Hummel: Air à la Tyrolienne avec variations
Cecilia Bartoli, mezzo; International Chamber Soloists
- Wolfgang Amadeus Mozart: Andante uit Sonate voor twee piano’s in D gr. KV 448
Murray Perahia en Radu Lupu, piano
- Carl Maria von Weber: Ouverture Oberon
Staatskapelle Berlin, Otmar Suitner
- Johann Nepomuk Hummel: Oberons Zauberhorn op. 116
Howard Shelley, piano en directie; The London Mozart Players
- Johann Nepomuk Hummel: Despondency-on the Return of Spring(arr.)
Pamela Dellal, mezzo; The Musicians of the Old Post
- Johann Nepomuk Hummel: Etude op. 125/23
Danielle Laval, piano