Search for:
spinner

Het nomadenkamp (2): Europa

ma 10 mei 2010

Maandagavond 10 mei deel 22 van Oorgetuige, ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de twintigste eeuw. Leven en werken van componist Arthur Lourié (1892-1966) zijn een goede leidraad om de politieke en culturele ontwikkelingen te volgen rond revolutie en burgeroorlog. Het spoor van de diaspora loopt ditmaal naar het westen, naar Zwitserland, Duitsland, Frankrijk en Nederland, met componisten Lourié, Stravinski en Prokofjev.

Pjotr Mitoeritsj, Portret van Arthur Lourié (1915), Russisch Museum Petersburg.

Arthur Lourié behoorde in Petersburg tot de inner circle van de ‘Zilveren Eeuw’. Net zoals Prokofjev was Lourié een virtuoos pianospelende dandy; hij had relaties met schoonheden zoals actrice Olga Glébova-Soedéjkina en dichteres Anna Achmátova. Olga’s man, de schilder Sergej Soedéjkin, bracht in 1915 uit Moskou de beeldschone Vera de Boisset mee, de tweede mevrouw Soedéjkina die ook de geliefde werd van Lourié en de tweede, echte mevrouw Stravinski. Allen trokken langs uiteenlopende wegen naar Parijs, waar Stravinski sinds 1920 woonde. 
Ons vertrekpunt is Petersburg hartje Zilveren Eeuw, met de opus 1 van Arthur Lourié, de Vijf Fragiele Préludes uit 1910. 
Lourié doorliep alle modernistische ontwikkelingen voordat ze salonfähig waren. Hij was woordvoerder van het futurisme. En schreef in 1912 mee aan ‘Een klap in het gezicht van de goede smaak’. Na de revolutie werd hij volkscommissaris van Muziek onder Anatoli Loenatsjarski.
Het nieuwe regime leek aanvankelijk op artistiek gebied veel toe te staan. Dat veranderde snel. Schrijfster Nina Berberova: “Als ik nu terugkijk op die maanden, zie ik dat de vernietiging niet rechtstreeks gebeurde maar ingewikkeld, via een zekere bloeiperiode; dat […] sommige mensen tegelijk bloeiden, te gronde gingen en anderen te gronde richtten, zonder dat zelf te beseffen.” 
In 1921 vonden de eerste showprocessen plaats en dichters als Achmátova’s ex-man Nikolaj Goemiljov werden geëxecuteerd. Op officieel bezoek in Berlijn vroeg Lourié asiel aan. In 1922 vestigde hij zich in Parijs, waar hij Vera Soedéjkina weer ontmoette. Zij stelde hem voor aan Stravinski en tussen de twee componisten ontstond een intense samenwerking.
Igor Stravinski was in 1914 voor het laatst in Rusland geweest. Sinds zijn debuut bij de Ballets Russes in 1910 met de Vuurvogel woonde hij in het Zwitserse Clarens. Vanuit de traditie van Rimski-Korsakov ontwikkelde zijn muziek zich via L’Histoire d’un Soldat naar “een nieuwe fase in muzikaal denken” met de Symphonies of Wind Instruments In Memoriam Claude Debussy uit 1920, het jaar dat hij in Frankrijk ging wonen. 
Niet in de laatste plaats door een lucratief contract met pianobouwer Pleyel componeerde Stravinski veel pianomuziek. “Om ze voor imcompetente of romantische handen te behoeden” was uitvoering van deze werken exclusief voorbehouden aan de schepper. Met, en op uitnodiging van Sergej Koesevitski, die zijn concertenreeks in Parijs voortzette, bracht hij in mei 1924 zelf zijn Concert voor piano en blazers in première. 
Stravinski speelde dit werk hetzelfde jaar in Amsterdam onder Willem Mengelberg. Er moet ook een foto bestaan waarop Stravinski samen met Willem en Rudolf Mengelberg staat, en met Arthur Lourié. Deze foto is net zo moeilijk terug te vinden als de foto van Lenin in Petersburg met Trotski. Sergej Prokofjev volgde een jaar later naar Amsterdam, met zijn tweede pianoconcert onder Pierre Monteux. Prokofjev had zijn Tweede pianoconcert al in 1913 in Petersburg voltooid. Kort daarna had zijn studievriend Maks Schmidthof zelfmoord gepleegd en hij droeg het concert aan zijn nagedachtenis op. Tijdens de Revolutie ging de partituur bij een brand verloren. Prokofjev was via Vladivostok in Californië terechtgekomen en daarna in Chicago, waar hij samen met zangeres Vera Janacopoulos werkte aan De liefde voor Drie Sinaasappels. Toen deze productie stagneerde, reisde hij door naar Parijs, waar Koesevitski hem uitnodigde om op 5 mei 1924 te soleren in zijn eigen reconstructie van het verloren gegane concert, de ‘herpremière’ dus van “eigenlijk mijn Vierde pianoconcert”. 
Al snel na zijn terugkeer in de oude wereld begon Prokofjev aan een opera naar de roman De Vuurengel van Valeri Brjoesov. Bruno Walter accepteerde het werk voor de Städtische Oper in Berlijn, maar Prokofjev voltooide het werk te laat voor het seizoen. Walter gelastte het project af. Een ‘nee’ was voor Prokofjev nooit het laatste woord als het over zijn eigen muziek ging en hij nam de muziek van De Vuurengel op in zijn Derde Symfonie in c klein, opus 44, uit 1928.
Oorgetuige, maandag 10 mei 20:00-22:00 uur, ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, Russische muziek van de twintigste eeuw. Deel 22: Het nomadenkamp (2): Europa.
Herhaling donderdag 20 mei 15:00-17:00, zondag 30 mei 20:00-22:00.
Zie voor eerdere afleveringen de weblog.