Genre: Koormuziek
Componisten/uitvoerenden: Edgar Varèse | Edgard Varèse | Igor Stravinski | Walter Piston
Opnametechniek: Johan Ketelaar
Stravinki’s koorwerken zijn niet heel bekend. Maar dichterbij de componist zul je niet komen.
De Amsterdamse Cantorij zingt in dit concert twee werken van Stravinski: zijn Mis (geschreven tussen 1944 en 1948) en zijn Cantate (uit 1951-52). Achter die generieke titels gaat een ware bekering schuil – of misschien wel twee. De Mis markeert letterlijk Stravinski’s bekering, of tenminste toenadering, tot het rooms-katholicisme. Het is een van de weinige werken waar geen opdracht aan voorafging: Stravinski schreef het louter uit persoonlijke noodzaak, omdat het van hemzelf moest. Zijn bekering stelde Stravinski in staat om deel te worden van een eeuwenoude traditie: die van de katholieke kerkmuziek. Daar kon het Russisch-orthodoxe geloof uit zijn jeugd niet tegenop.
Ook de Cantate is een soort bekeringsmuziek. Stravinski, die eerder vanwege de bolsjewieken uit Rusland was geëmigreerd, was met de inval van de Duitsers naar de VS gevlucht. Deze cantate is een soort loyaliteitsverklaring aan de Engelse taal. Nadat hij in 1951 de opera The Rake’s Progress had voltooid, had hij de smaak behoorlijk te pakken en wilde hij meteen ook een Engelse cantate schrijven. De tekst kwam uit een bundel anonieme poëzie uit de vijftiende en zestiende eeuw, die Stravinski cadeau had gekregen van W.H. Auden (niet toevallig ook de librettist van The Rake’s Progress).
Eenmaal in Amerika gevestigd domineerde Stravinski ter plekke al gauw het muziekleven. Maar ter linker- en rechterzijde was er genoeg plaats voor andere componisten. Walter Piston, in Europa niet zo bekend, vertegenwoordigt een conservatief idioom, op de grens van late romantiek en neoclassicisme, waar veel inheemse componisten mee dweepten en dat het goed deed bij concertgangers. Edgard Varèse, een geboren Fransman (en anders dan Stravinksi vrijwillig geëmigreerd), vertegenwoordigt de radicaal experimentele kant van de Amerikaanse muziek. Hij wilde eigenlijk alles van de grond af opnieuw opbouwen: melodie, harmonie, vorm maar vooral klankkleur. Koorwerken heeft Varèse niet geschreven; die klank vond hij waarschijnlijk veel te romantisch. Des te liever schreef hij voor blaasinstrumenten, zoals hier in Densité voor fluit solo.