Genres: Barok | Renaissance
Componisten/uitvoerenden: Balthasar Resinarius | Johann Sebastian Bach
Opnametechniek: Jaap Zijp
Bach is vaak ouderwets en bloedserieus. Maar niet altijd.
Als er één ding is dat Bach zo goed maakt, dan is het zijn ouderwetse inborst. Alle grote componisten van die tijd liepen achter de nieuwste modes uit Italië aan. Bach was daar zeker niet doof voor, maar hij wilde de verworvenheden van de zeventiende eeuw niet zomaar overboord gooien. Dat kwam mede doordat Bach afkomstig was uit het gebied waar Luther zelf zijn stellingen had geschreven en zijn Bijbel had vertaald. Daar was men niet zo op nieuwlichterij gesteld. Zodoende componeerde Bach dus muziek die de zeventiende en de achttiende eeuw in één persoon verenigen – heel elegante, maar ook heel complexe muziek.
Bachs cantates zijn een heel gaaf voorbeeld van deze synthese. Enerzijds bestaan ze uit een sinfonia, recitatieven en aria’s die zo uit een opera zouden kunnen komen. Anderzijds gaan ze rechtstreeks terug op de oude koraalmelodieën van Luther hoogstpersoonlijk, en bevatten ze steevast een koor waarin die melodie omspeeld wordt. Het eindpunt van een rijke traditie.
In dit concert horen we twee bewerkingen van het koraal Christ lag in Todesbanden. Eerst klinkt de polyfone zetting van Balthasar Resinarius, misschien wel de allereerste bewerking die er ooit van gemaakt werd. Meteen daarna horen we de Bachcantate met die naam. Precies dezelfde basis, maar met twee eeuwen muzikaal verschil.
Bach was een diepgelovig man, maar toch ook niet van steen. In zijn kroostrijke gezin werd volop gemusiceerd, ook voor de lol. Het zelden gespeelde Quodlibet BWV 524 getuigt daarvan. Er zitten verschillende populaire liedjes in verwerkt, waaronder “Mein junges leben hat ein End’”, beroemd door de variaties die Sweelinck erover schreef.