Genres: Classicisme | Tweede Weense school
Componisten/uitvoerenden: Alban Berg | Anton Webern | Arnold Schoenberg | Arnold Schönberg | Joseph Haydn | Ludwig van Beethoven | Wolfgang Amadeus Mozart
Opnametechniek: Cees Sterrenburg, Diederik Geijtenbeek
Twee heel verschillende generaties, twee nog meer verschillende muziekstijlen. Wat hebben de twee Weense scholen eigenlijk wel gemeen?
Onder de eerste Weense school verstaan we Haydn, Mozart, Beethoven en diverse van hun tijdgenoten. Na een periode waarin de muziek had gefreewheeld tussen sentimentaliteit en weinig zeggende elegantie, gaven deze genieën richting aan de muziek. Sonates, symfonieën en concerten werden meesterwerken, feestmuziek werd kunst, rococo werd klassiek.
De tweede Weense school bestond uit Schönberg en zijn leerlingen Berg en Webern. Schönberg, een van de grootste vernieuwers ooit, werd begin twintigste eeuw de aartsvader van de atonale muziek. Het is even wennen; deze muziek ligt bepaald niet zo gemakkelijk in het gehoor. Maar als je wat beter luistert, hoor je de overeenkomsten. Net als Mozart en Haydn zoeken ze naar een nieuwe muzikale ordening, en net als Beethoven proberen ze nieuwe manieren van expressie te vinden.
Het is niet de bedoeling van de programmeurs geweest om een college muziekgeschiedenis te geven. In deze paar stukjes kunnen we nooit een volledig beeld van deze zes componisten geven. Wat horen we dan wel? Bij de eerste Weense school horen we de opkomst van het pianotrio. In een jeugdwerk van Mozart horen we hoe de cello de bas van een eenvoudige sonate meespeelt. Dat was in die tijd een gebruikelijke werkwijze: de hoofdzaak van de muziek zit in het klavier, een viool speelt eventueel de hoofdlijnen mee en de cello (niet genoteerd) kan de bas versterken. Bij Haydns beroemde Zigeunertrio (zo genoemd vanwege de csardasinvloeden in het derde deel) is de cello wel uitgeschreven en krijgt de viool al meer te doen. Beethovens nog bekendere Geistertrio (naar het spookachtige tweede deel, gebaseerd op Shakespeares Macbeth) gaat de kant van een echt trio op: daar krijgt ook de cello een volwaardige partij. Onderwijl horen we van de tweede Weense school vooral de werken uit de vroeg-atonale periode. De componisten hebben net de tonaliteit losgelaten en zijn nog op zoe naar een nieuwe taal. Webern blinkt uit in de ultrakorte vorm, waarin elke noot de opperste expressie van de uitvoerenden vraagt.